De eerste sporen van de Griekse beschaving zijn 6000 jaar oud. Waarschijnlijk begint de Griekse beschaving rond 4000 v.Chr. Tot 1000 v.Chr. heersen in het gebied dat nu Griekenland is, verschillende leiders van diverse afkomst uit een aantal beschavingen.
Omstreeks 4000 v.Chr. vestigt een Indo-Europees volk zich op het Helleense schiereiland. In verschillende migratiegolven daarna bezetten Minoërs, Myceners en Doriërs deze streek. Zij nemen de oorspronkelijke bevolking gedeeltelijk op in hun stammen. De oude Grieken zijn onderling zeer verdeeld op het vlak van de politiek, maar religie, kunst, taal en traditie zijn bindende factoren.
Cycladische beschaving (3000 - 2000 v. Chr.)
De Indo-Europeanen brengen de cycladische beschaving op de Cycladen, een Griekse eilandengroep ten noorden van Kreta in de Egeïsche Zee. De klimatologische en geologische omstandigheden op de Cycladen zijn gunstig voor de mensen om zich er te vestigen. De bakermat van de beschaving ligt op Santorini. De bewoners zijn zeelui die handel drijven in het oostelijke Middellandse Zeegebied. De beschaving is ook bekend om zijn kunst, beelden uit wit marmer uit lokale groeven. Op de eilanden leven welvarende boeren. Ze wonen aanvankelijk in grotten, later in huizen van grove stenen. In 1628 v.Chr. vernietigt een vulkaansuitbarsting een groot deel van Santorini (Thera, ruim 100 km ten noorden van Kreta).
Minoïsche beschaving (2200 - 1200 v. Chr.)
De Minoïsche beschaving bevindt zich op het eiland Kreta. In de context van de wereldgeschiedenis (WPD - Wereld-Dwars-Profiel) valt de Minoïsche beschaving vrijwel samen met andere grote beschavingen van die omvang. Met die van Anatolië (Hettieten), Kanaän, het oude Egypte (Middenrijk), Mesopotamië (Assyrië en Babylonië) en met die van de Indusvallei. Door de gunstige ligging tussen de kusten van Klein-Azië, Cyprus, Egypte en Syrië wordt Kreta het centrum van de zeehandel, een kruispunt van beschavingen. De Minoërs hebben belangrijke handelsbetrekkingen over zee met de Cycladen en met de andere grote beschavingsgebieden in het Middellandse Zeegebied. Zij hebben een rijke cultuur met een bloeiende economie. Aan koning Minos ontleent de beschaving haar naam. Koning Minos bouwt een enorm paleis in Knossos. De beschaving kent een weelderige architectuur. Rond de meerdere paleizen ontstaan steden met riante huizen en er zijn grote buitenverblijven. Kreta heeft drie waterbeheersystemen, waarbij aquaducten vers water aanvoeren. Zoals gebruikelijk rondom het Middellandse Zeegebied in die tijd vereren ook de Minoërs goden en godinnen. Wellicht zijn er priesteressen die religieuze ceremonies uitvoeren. Er zijn beeldjes gevonden van de bekende slangengodin. Er doen zich in de omgeving van Kreta meerdere zware aardbevingen voor. Die van 1700 v. Chr. richt grote verwoestingen op het eiland aan. In 1628 v. Chr. richt de vloedgolf van de vulkaanuitbarsting op Santiori (zie hierna) grote schade aan. In 1550 v. Chr. woedt er een grote brand op Kreta. Veelal vlucht de bevolking bij de rampen, maar keert later weer terug voor de herbouw. De rampen zijn wellicht mede de oorzaak van de ondergang van de Minoïsche beschaving. De Myceners (zie hierna) staan klaar om met hun beschaving de dominante plaats over te nemen. De Minoïsche beschaving is in de laatste periode onderworpen aan de Myceners.
1628 v. Chr. Vulkaanuitbarsting op Santorini (Thera).
In 1628 v.Chr. vindt er een kolossale vulkaanuitbarsting plaats op het eiland Santorini in de Cycladen. Het eiland is van cruciaal belang voor de Minoërs op Kreta. Het is een belangrijk handelsknooppunt voor hun vrachtschepen en een rijke handelsplaats. De uitbarsting heeft een zwaarte van 7,1 VEI (een schaal van 1-8). Alles op het eiland wordt weggevaagd en het eiland zelf wordt in drieën gescheurd. Tsunami’s verwoesten kusten op Kreta en Turkije. De Minoïsche cultuur op Kreta wordt zwaar getroffen.
Wat gebeurt er tegelijkertijd elders in de wereld in deze tijd van de Minoïsche beschaving? Dat kun je zien in document “WDP (1)”. WDP = Wereld-Dwars-Profiel.
Myceense beschaving (1550 - 900 v. Chr.)
De vanuit het Noorden binnentrekkende Indo-Europese stammen nemen een groot deel van de daar heersende cultuur over. Uit de samenvoeging ontstaat de Myceense beschaving. De beschaving ontleent zijn naam aan Mycene, het centrum van deze beschaving. De cultuur strekt zich uit over de Peloponnesos en het zuidelijke deel van het Griekse vasteland. De Myceniërs zijn omstreeks 1400 v Chr. sterk genoeg georganiseerd om Kreta te veroveren. Zij maken een einde aan heerschappij van Kreta en verdringen de Minoïsche beschaving. Ze onderhouden ook zelf uitgebreide handelsbetrekkingen, zowel met het Midden-Oosten, als met Zuid-Italië en Sicilië. Het rijk is verdeeld in kleinere eenheden die ieder door een eigen potentaat wordt bestuurd. De Myceners zijn heldhaftige krijgers en wonen in stevige burchten. De bevolking leeft vooral van de landbouw en de veeteelt. De economie drijft op de inkomsten gemaakt door plunderingen en handel. De Myceense goudsmeedkunst staat op een ongewoon hoog niveau en is zeer verfijnd. De vervaardiging van aardewerk maakt een eigen ontwikkeling door. De Myceners bouwen fraaie paleizen met prachtige fresco’s. Zij vereren goden als Poseidon, Zeus, Athene, Hera en Apollo. Er zijn priesters, cultustempels en huisaltaren.
Het huidige Mycene kent nog overblijfselen van paleizen en andere bouwwerken uit deze beschaving. Er komt omstreeks 1200 v. Chr. vrij abrupt een einde aan de Myceense beschaving. Doriërs vallen vanuit het Noorden Griekenland binnen. Zij beschikken, in tegenstelling tot de Myceners, over ijzeren wapens en hebben daarmee een groot voordeel in de oorlogvoering. Bovendien heerst er op dat moment overal in het Middellandse Zeegebied enorme onrust door invallen van de Zeevolken. Het leidt tot ondergang van vele andere beschavingen (waaronder het Hettitische Rijk). Men noemt dit wel de brandcatastrofe vanwege de toenmalige maatschappelijke instorting van veel rijken in het oostelijke deel van het gebied om de Middellandse Zee. Veel steden gaan in vlammen op. De Grieken gaan duistere eeuwen tegemoet.
De Vroege Grieken brengen al eigen bouwwerken tot stand.
Wat gebeurt er tegelijkertijd elders in de wereld in deze tijd van de Myceense beschaving? Dat kun je zien in document “WDP (2)”. WDP = Wereld-Dwars-Profiel.
Duistere Eeuwen (1200 - 750 v. Chr.)
De Doriërs zijn Griekssprekende stammen die vanuit Noord-Europa via Illyrië (het huidige Albanië) het Griekse schiereiland binnendringen. De Doriërs behoren op dit moment samen met de Achaeërs en de Ioniërs tot de drie voornaamste bevolkingsgroepen in deze omgeving. De Doriërs vermengen zich met de aanwezige Grieken (Achaeërs, Myceners) en zijn zo onder meer de voorouders van de latere Spartanen. Zoals hiervoor reeds vermeld, wordt het voor de Grieken nog donkerder door in invallen van de Zeevolken. In deze slechte, donkere tijd ondernemen de Griekse legers al vrij snel rooftochten door het land en veldtochten naar het huidige Turkije. Hier belegeren ze de stad Troje. De aanleiding voor de tien jaar durende strijd en belegering zal Homerus later (omstreeks 800 v. Chr.) beschrijven in zijn epos (heldendicht) "Ilias". Beroemd is de list van de Grieken om met het "Paard van Troje" de stad in te nemen. Dit gebeurt in het jaar 1184 v. Chr. In zijn epos "Odyssee" beschrijft Homerus de eveneens tien jaar durende terugreis van Odyssee, de bedenker van de list met het paard. Zie voor beide epische gedichten document "De inname van Troje". Naast de mytische aanleiding zal er ook een economische aanleiding zijn geweest voor de veldtocht naar Troje. De overgeleverde verhalen en de werkelijkheid zullen elkaar waarschijnlijk overlappen. Dat Troje werkelijk heeft bestaan, lijkt inmiddels wel voldoende archeologisch bewezen.
Het leven van de Grieken gaat ook in deze donkere tijd wel door. Vanaf ongeveer 1000 v. Chr. ontstaan de eerste stadsstaten (poleis, meervoud van polis) en beginnen de Grieken op grote schaal kolonies te stichten op de kusten van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.
Stadstaten (vanaf 1000 v. Chr.)
Door de wat meer stabielere situatie na de eerste donkere tijden, ontstaan rond 1000 v.Chr. de zogenaamde stadstaten. Door de betrekkelijke vrede die er dan heerst, de onderlinge handel en bevolkingstoename wordt het noodzakelijk om een georganiseerde staatsvorm te ontwikkelen in plaats van de toenmalige op familiebanden gebaseerde maatschappij. De stadstaat ontstaat rond een burcht, een burgergemeenschap of een stad (een polis, meervoud poleis). Er zijn al meerdere poleis op dit moment. De bekendste zijn Athene, Sparta, Korinthe en Milete. De stadstaten Athene en Sparta zullen later veelvuldig met elkaar in conflict komen. In de stadstaat ontstaat een betere organisatie om de dagelijkse gang van zaken in goede banen te leiden en om de verdediging te organiseren. Er ontstaat eenheid, bestuur, wetgeving en rechtspraak en men kan zich nu beter verdedigen tegen aanvallen van wie dan ook. De stadstaat heeft zelfbestuur en een eigen identiteit. Vrije mannelijke burgers mogen in een raad meebeslissen over de wetgeving. Dit groeit uit tot een democratie. Stadstaten slaan munten om hun autonomie en vrijheid te bevestigen. Uiteindelijk zullen er wel zo'n 300 stadstaten in Griekenland ontstaan. Tussen de stadstaten heerst grote rivaliteit.
Kolonisatie (vanaf 1000 v. Chr.)
Nog tijdens de Duistere Eeuwen, maar vooral in de erop volgende Archaïsche periode stichten de Grieken kolonies aan de kusten van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. Hierdoor verspreidt de Griekse taal, cultuur en publieke organisatie zich over het gehele gebied. De Grieken hebben een voortdurende drang tot stichting van nieuwe nederzettingen om vruchtbare landbouwgronden te krijgen, meer volkshuisvesting en vanwege handelsbelangen. Deze kolonisatie vindt al plaats vanaf ongeveer 1000 v. Chr., maar er is een grote kolonisatiegolf tussen 800 en 500 v. Chr. (in de Archaïsche periode, zie hierna). De grote concurrenten van de Grieken bij de kolonisatie zijn de Feniciërs. Zij volgen eenzelfde strategie en komen hierdoor vaak in conflict met elkaar. Veel steden rond de Middellandse Zee en Zwarte Zee hebben derhalve Griekse of Fenicische wortels. Een laatste expansiegolf vindt plaats tijdens Alexander de Grote (336 - 323 v. Chr.). De Romeinen voeren dan tijdens de binnenlandse veroveringen rond 280 v. Chr. strijd met de Griekse koloniën in Zuid-Italië en op Sicilië (Magna Graecia genoemd). Griekse stadstaten daar proberen hun onafhankelijkheid te verdedigen door zich te verbinden met de Griekse koning Pyrrhus van Epirus. Pyrrhus zet olifanten in en wint tot tweemaal toe. Rome overwint uiteindelijk. De strijd heeft Pyrrhus erg veel inspanning gekost. De uitwerking is vergelijkbaar met een nederlaag. Hieraan ontlenen wij de spreekwoordelijke "pyrrusoverwinningen". De Griekse staten accepteren daarna de heerschappij van Rome.
Olympische Spelen (vanaf 776 v. Chr.)
In de laatste periode van de donkere tijd worden in Olympia, het heiligdom van de oppergod Zeus, wedstrijden voor hardlopen, worstelen en boksen gehouden. De wedstrijden vinden plaats in combinatie met feesten ter verering van Zeus. Olympia wordt het religieus en sportief centrum. Olympia ligt weliswaar op de Peloponnesos (Zuid-Griekenland), maar ontleent zijn naam aan de veel noordelijker gelegen berg Olympus, de verblijfplaats van Zeus. Deze berg is de hoogste in Griekenland en ligt in de buurt van Thessaloniki (Noord-Griekenland). De spelen in Olympia worden gehouden op de velden rond de voor Zeus gebouwde tempel. Na uitbreiding van de spelen wordt er steeds meer gebouwd (de Tempel van Hera, priesterverblijven, verblijven voor de gasten, baden, de worstelschool en dergelijke). Uiteindelijk komt er in Olympia een stadion dat plaats biedt aan 40.000 toeschouwers. De Olympische Spelen worden elke vier jaar gehouden en betreffen een openbaar feest voor alle Grieken van de stadstaten in samenhang met het vereren van de goden. Voor de tempel van Zeus worden op het hoofdaltaar honderd ossen verbrand. Dit vuur wordt brandende gehouden gedurende de spelen. De vlam ervan wordt aangestoken met een heilige vuur. Het doel van die Olympische Spelen is om jonge mannen hun fysieke kwaliteiten te laten tonen en om de relatie tussen de verschillende Griekse stadstaten te bevorderen. Het enorme 12 meter hoge beeld van Zeus in zijn tempel is één van de zeven wereldwonderen uit de Oudheid. Er komt een einde aan de religieuze en politieke betekenis van de antieke Olympische Spelen in de tijd van de Romeinse keizer Hadrianus (ca. 120 na Chr.). In 393 worden de als heidense feesten beschouwde spelen verboden. Na initiatieven in 1859 en 1866 worden de eerste moderne Olympische Spelen in 1896 gehouden, geïnspireerd door de spelen in de Oudheid. Sinds 1924 zijn er twee versies, de zomerspelen en de winterspelen, elk om de vier jaar. Nog steeds wordt de olympische vlam ontstoken tijdens de openingsceremonie van Olympische Spelen. Deze blijft ook nu branden tijdens de gehele duur van de spelen. Het vuur voor de vlam is afkomstig uit Olympia. Dit wordt vervolgens in estafettevorm naar de openingsceremonie van de Olympische Spelen gebracht. De plattegrond van Olympia is te vinden in document “Situatie Olympia”.
Griekse religie
Het geloof in God is vanaf de Schepping sterk aan verandering onderhevig. Is de relatie van de mens met God eerst zeer goed, sinds de ongehoorzaamheid van de mens (de zondeval) is de relatie verstoord en is er dood, kwaad en ellende in de wereld. Gelukkig wil God de relatie van de mens met Hem herstellen. Hij belooft dat te zullen doen via het offer van Jezus Christus, de Zoon van Hem die op Zijn tijd naar de aarde zal komen. In het begin leven de mensen uit die belofte, maar de ontstane volken leven echter meer en meer afkerig van God. Vanwege de al grotere slechtheid roeit God de mensheid uit via de zondvloed. Via Noach en zijn gezin wordt de mensheid weer opgebouwd. Naast trouw aan God is er echter ook nu afvalligheid van God. Een deel van de mensen verwijdert zich van God en verbastert het Godgeloof.
Deze verbastering bestaat uit eigen denkbeelden over God en over het ontstaan van wereld en mensheid. Er ontstaan vele oer-religies met herkenbare elementen uit de begintijd, afhankelijk van de eigen religieuze ervaring. En er ontstaan eigen mythologieën en godendiensten. Ieder volk beleeft zo zijn eigen spirituele zoektocht. Zo ook de Grieken. Zij ontwikkelen een eigen mythologie en godendom.
Mythologie - Godendom - Orakels
De Griekse mythologie is het geheel van Oud-Griekse mythen en sagen, verhalen over goden, halfgoden en het contact tussen goden en mensen. In de mythologie geven de oude Grieken verklaringen voor het ontstaan van de wereld, de hemellichamen, de mensen, de goden, het kwaad, ziekten, natuurverschijnselen en de oerelementen aarde, water, vuur en lucht. Dit alles vormt de basis van de religie van de oude Grieken. Een overzicht van de oergoden is te vinden in document “Griekse Oergoden”.
Aan het hoofd van de hele godenwereld staat Zeus. Onder zijn leiding winnen de Olympiërs (goden op de berg Olympus) de strijd met de Titanen. Titanen zijn reuzen, kinderen van Ouranos (de hemelgod) en Gaia (de aarde). Sommige andere mythen vertellen dat Gaia hen uit zichzelf voortbrengt. Op de Olympus krijgen de twaalf machtigste goden een troon. Dit pantheon van hoofdgoden bestaat uit onder meer Zeus (oppergod), Hera (zijn vrouw), Aphrodite (liefde), Poseidon (zeegod), Apollo (muziek) en Artemis (natuur). Een overzicht is te vinden in document “Griekse Pantheon”.
Volgens de legende krijgt Zeus bij godinnen en bij sterfelijke vrouwen veel kinderen. Alle goden, kleinere godheden en halfgoden maken een complex geheel aan goden. De filosoof en dichter Hesiodos (750 v. Chr.) brengt de hele stamboom van de goddelijke families in beeld. Zijn werk “Theogonia” gaat over de oorsprong (het ontstaan) van wereld en mensheid en de geboorte van de goden. Dit werk en de gedichten van Homerus (800 - 750 v. Chr.) zijn de belangrijkste bronnen voor de Griekse visie op de wereld en de goden. Aan de goden worden verschillende aspecten toebedeeld, veelal verbonden aan een bepaalde plaats, gemeenschap of activiteit. De goden bezitten zowel goddelijke als menselijke eigenschappen, zowel goede als slechte. Er zijn drie religieuze centra (heiligdommen), in Athene, Delphi en Eleusis.
De religie en bijbehorende rituelen spelen bij de Grieken een zeer belangrijke rol in hun leven, vooral in hun gedrag. Daarin zijn de vragen verwerkt over het ontstaan van de wereld, de zin van het leven, het vragen naar de wil van de goden en het afdwingen van de goedgezindheid van de goden. Vooral in de publieke sfeer, zoals bij de openbare spelen en feesten, is sprake van het vereren van de goden. Via orakels vragen de Grieken naar de wil van de goden en vragen ze om raad bij belangrijke beslissingen die ze moeten nemen. Eén van de plaatsen voor een raadgevende uitspraak van de goden is de tempel in Delphi. Informatie hierover staat in document “Orakel van Delphi”.
Ook de Romeinen, die later vanaf 146 v. Chr. over Griekenland zullen heersen, vereren vele goden. Zij ontlenen veel aan de Griekse mythologie, waarbij ze de goden eigen Romeinse namen geven. Zie het overzicht van beide godendommen.
Wat gebeurt er tegelijkertijd elders in de wereld in deze tijd van de Duistere Eeuwen? Dat kun je zien in document “WDP (3)”. WDP = Wereld-Dwars-Profiel.
Een tussentijdse oriëntatie van de geschiedenis van de Grieken als hiervoor beschreven (de periode van de Vroege Grieken) is te zien in document ”Tussentijdse oriëntatie”(1) en document ”Tussentijdse oriëntatie”(1a). De tijdbalk plaatst deze periode in het groter geheel van de Griekse geschiedenis.
De informatie over dit deel van de geschiedenis van de Grieken heb ik samengevat in beeld gebracht in de presentatie "De Grieken - deel 1 - De Vroege Grieken”. Hierin staat de grote lijn van de geschiedenis, aangevuld met nadere details.